
50
Bewerkfunctie (EDIT)
Geavanceerde functie 1-3
In de geavanceerde functie 1 van NASLAGTOEWIJZING kunt u naast de items van de basisfunctie
ook de onder en bovenlimiet van de aanslagwaarde invoeren. In de geavanceerde functie 2 en 3 van
kunt u, in plaats van het kanaal in te voeren, een aanslagbericht voor een individuele noot aangeven
(polifonische toetsdruk).
1. Druk op de [EDIT] knop.
2. Beweeg de regelaar, waaraan u een aanslagbericht wilt toewijzen, iets. In geval van
een knop, druk op de knop.
Het display geeft het nummer van de geselecteerde regelaar weer.
3. Controleer of het display het juiste regelaarnummer weergeeft, en druk op de
[ENTER] knop.
4. Druk op de [AFTERTOUCH] toets en druk vervolgens op één van de [1]-[3] toetsen.
Het display geeft de geselecteerde functie weer.
fig.at1
5. Druk op de [ENTER] knop.
6. Voer het kanaal in.
7. Druk op de [ENTER] knop.
8. Voer, als u de geavanceerde functie 2 of 3 gebruikt, het nootnummer in.
9. Druk, als u de geavanceerde functie 2 of 3 gebruikt, op de [ENTER] knop.
10. Geef, als u de geavanceerde functie 1 of 3 gebruikt, de onder en bovenlimiet van de
waarde aan, zoals in “Naslagtoewijzing boven/onderlimiet en poortinstellingen”
(p. 51) wordt beschreven, en geef de uitgaande poort aan.
11. Geef de knopfunctie aan, als u een toewijzing voor een knop maakt. (➔ “De
knopfunctie aangeven” (p. 78).
Comentarios a estos manuales