
59
Bewerkfunctie (EDIT)
fig.BANK-3
10
Gebruik de [DEC][INC] knoppen of de [0]-[F] toetsen om het RPN LSB
(CC#100) of het NRPN MSB (CC#98) bericht in te voeren.
*1 Referentie
11
Druk op de [ENTER] knop.
12
Geef de knopfunctie aan, als u een toewijzing van een knop maakt (➔ “De knopfunctie
aangeven” (p. 78)).
Geavanceerde functie
In de geavanceerde functie van RPN/NRPN kunt u, als u het RPN/NRPN bericht verzendt, naast de
diverse instellingen, die in de basisfunctie beschikbaar zijn, ook de boven en onderlimiet van de MSB
data invoer (CC#6) waarde aangeven.
1. Druk op de [EDIT] knop.
2. Beweeg de regelaar, waaraan u een RPN of
NRPN bericht wilt toewijzen, iets. In geval van
een knop, druk op de knop. Het display geeft
het nummer van de geselecteerde regelaar weer.
3. Controleer, wat er wordt aangegeven, en druk
op de [ENTER] knop.
4. Druk op de [RPN] toets en druk vervolgens op
toets [1].
* Druk, als u een NRPN bericht wilt toewijzen, op de
[NRPN] toets. De verdere procedure is hetzelfde als
voor RPN.
5. Druk op de [ENTER] knop.
6. Voer het kanaal in. Gebruik de [DEC][INC]
knoppen of de [0][F] toetsen om het kanaal in te
voeren.
7. Druk op de [ENTER] knop.
8. Voer het kanaal in. Gebruik de [DEC][INC]
knoppen of de [0]-[F] toetsen om het RPN MSB
(CC#101) of het NRPN MSB (CC#99) bericht in
te voeren.
9. Druk op de [ENTER] knop.
10. Gebruik de [DEC][INC] knoppen of de [0]-[F]
toetsen om het RPN LSB (CC#100) of het NRPN
LSB (CC#98) bericht in te voeren.
11. Druk op de [ENTER] knop.
12. De volgende weergave verschijnt in het display.
fig.max
*1 Referentie
13. Gebruik de [DEC][INC] knoppen of de [0][F]
toetsen om de bovenlimiet van de data
invoer MSB (CC#6) waarde in te voeren.
14. Druk op de [ENTER] knop.
15. Het volgende display verschijnt.
fig.min
*1 Referentie
16. Gebruik de [0]-[F] toetsen om de onder
limietwaarde van de MSB (CC#6) data
invoer aan te geven.
17. Druk op de [ENTER] knop.
18. Het display geeft “P--” weer.
fig.p1
*1 Referentie
19. Geef de uitgaande poort aan. (➔ “De poort
aangeven” (p. 79)).
20. Geef de knopfunctie aan, als u een toewijzing
van een knop maakt (➔ “De knopfunctie
aangeven” (p. 78)).
*1 Het -- gebied geeft de waarde, die momenteel is ingesteld, weer. Als deze niet is ingesteld, wordt de standaardinstelling weergegeven.
Zelfs als u het type of de functie van het MIDI bericht, dat is toegewezen, wijzigt, blijft de standaardinstelling afgebeeld. Deze is verlicht,
als de waarde hetzelfde is als de waarde, die momenteel is ingesteld, of knippert, als de waarde anders is.
Comentarios a estos manuales