
54
onderwijzer heeft gevormd. Dit surrogaat doet denken aan iets gelijksoortigs,
n.l. de klaargemaakte lectuur ‘voor het volk’. Alleen - ‘het volk’ was en is vrij om
zulke lectuur links te laten liggen, maar de onderwijzer is verplicht zijn letterkunde
te verorberen, op straffe van niet-slagen voor 't hoofdacte-examen.
Maar de onderwijzer is al een heel eind gevorderd met zijn emancipatie: hij slikt
dit alles niet meer lijdelijk en lijdzaam; hij slikt 't omdat hij, financiëel, de hoofdacte
halen moet; maar hij slikt 't onder protest, en met kritiek.
De heer De Jong nu wilde zijn collega's wat anders voorzetten dan de gebruikelijke
kost, en beoogde enkele ‘causerieën over literaire onderwerpen’ te schrijven ‘die
niet onleesbaar zouden zijn voor een gewoon intellectueel mensch’; dus: géén
letterkunde voor den onderwijzer. Aan 't vijftal opstellen gaat 'n
Inleiding vooraf. Naar mijn oordeel had deze hier niet moeten voorkomen, of
geschreven moeten worden door iemand die beter, treffender uiting geven kan aan
zijn afkeer van 't bestaande systeem. Had de schrijver dit maar gevraagd aan zijn
collega Thijssen! Deze Inleiding bewijst, dat niet ieder in staat is een toch werkelijk
in hem levend gevoel in den juisten vorm en in den juisten toon te uiten. En dan
ontstaan maar al te dikwijls ‘brallende klanken’, zelfs van een ‘vurig’ strijder, maar
die ons ‘niet ontroeren, noch ook verschrikken’.
Dit over de Inleiding; over enkele beweringen daaruit, die tot polemiek
aanleiding geven, doe ik hier 't zwijgen
1)
.
Het eiland Bali.
(Uit het journaal van FRANK VAN DER DOES over de eerste ‘schipvaert’ naar Indië). ‘Van oude
Voyagiën’.
Maar nu de opstellen zelf. Ik wil hier even de titels afschrijven: Bij de Sproke
van Beatrijs. Een en ander over Hooft en zijn Lyriek. Vondel's
‘Palamedes’. Het volksboek ‘De Vrouwenpeerle’.P.C.Boutens.
Met ingenomenheid kan ik de lezing daarvan aan ieder onderwijzer, en - aan ieder
‘gewoon intellectueel mensch’ aanbevelen. De schrijver is ontvankelijk voor literaire
kunst, en weet eenvoudig-weg van zijn meevoelen met 't dichterlijke voortbrengsel
te getuigen. En dat niet alleen: ook zijn beschouwingen worden boeiend
voorgedragen, en treffen soms door een enkel nieuw gezichtspunt. Op iedere
bladzijde ervaren we dat de schrijver over zijn lectuur werkelijk iets heeft te
zeggen; en hij doet dat op zoo'n wijze, dat we gaarne naar hem luisteren: hij
schreef zijn opstellen met liefde. Bij 't lezen ervan zette ik op enkele plaatsen een?,
plaatste ik een paar tegenwerpingen. Ik vind het echter niet noodig die hier te
herhalen, omdat ze slechts ondergeschikte punten betreffen. In principe toch
ben ik 't volkomen met den schrijver eens. In principe - dat wil hier zeggen: wat
aangaat de methode (om een bij schoolmeesters niet altijd te goeder faam
bekend woord te gebruiken). Die methode is: trachten door te dringen tot de kern
van het werk, tot het wezen van de kunst; zijn best doen zich in te denken in den
tijd waaraan de werken zijn ontsprongen, aan te toonen hoe 't werk uit den geest
van dien tijd moest voortkomen; pogen de uitingen van den kunstenaar te toetsen
aan het algemeen menschelijke. Op deze wijze heeft de heer De Jong ernaar
gestreefd de schoonheid van
1) Alleen dit: Waarom toch offert de heer De Jong aan zijn ‘aangeleerd gehoor [als
“schoolmeester” - want andere menschen spreken zoo niet] de regelmaat op’, en zet hij nog
(soms ‘foutieve’) naamvals-'n-etjes! 't Consequent toepassen van de vereenvoudigde voor
de onderwijzers is ook ‘een daad’!
Den Gulden Winckel. Jaargang 12
Comentarios a estos manuales